11 nov Hoge Fronten in Mrkopalj
Het begin van een samenwerking is altijd spannend. Je weet niet wat je kunt verwachten, waar je moeten beginnen en hoe de samenwerking zal verlopen. Je weet niet of er een artistieke klik gaat zijn met de andere kunstenaar, of dat het juist heel erg gaat botsen. En je weet ook niet hoe het dorp op je komst gaat reageren. Maar dit is tegelijkertijd ook het mooiste van zo’n project, om dit aan te gaan en te ontdekken.
Op een bijzonder warme zondag in oktober, vertrekken Lieke, Jolle en ik naar een dorpje in Kroatië met een zeer moeilijke naam om uit te spreken. Het kleine dorpje met zo’n zevenhonderd inwoners en maar een paar straten, heet Mrkopalj. De letterlijke vertaling van Mrkopalj is donker veld, wat al gelijk tot mijn verbeelding spreekt. Het dorp wordt omringd door bergen, bossen en wildernis. Tajči Čekada, de Kroatische kunstenaar uit Rijeka, waar Lieke aan is gekoppeld, staat al op ons te wachten. Samen met haar kleine pluizige witte hondje.
In het dorpje staat één verlaten hostel, waar wij naartoe worden gebracht. Het hostel dat een skiresort wordt genoemd, ligt aan de voet van een skipiste. Er ligt geen sneeuw. En hoewel hier vroeger zo’n tien maanden in het jaar sneeuw lag, vragen de lokale inwoners zich nu bezorgd af of het dit jaar zelfs nog wel gaat sneeuwen. Mrkopalj staat bekend om zijn skimogelijkheden, maar de laatste jaren viel er steeds minder en minder sneeuw.
Het hostel is verlaten, wij zijn de enige gasten deze week. Het meisje dat verantwoordelijk is voor het hostel geeft ons de sleutel van de voordeur en wenst ons een goed verblijf. Even wanen we ons in het begin van The Shining, of Twin Peaks.
Naast ons hostel ligt een houtfabriek. Dag en nacht wordt hier hout verwerkt. De schoonsteen rookt onophoudelijk. Niet iedereen in het dorp is blij met de houtverwerkingsfabriek. Het levert het dorp, behalve veel werkgelegenheid, verder weinig op.
Ontbijten, lunchen en dineren kunnen we bij restaurant Tilia, het enige restaurant van Mrkopalj. Een vrouw met een shirt waar een grote uil op staat, komt zenuwachtig naar ons toe. Het restaurant is een vleesrestaurant en de vrouw heeft nog nooit vegetarisch gekookt, laat staan veganistisch. Onzeker serveert ze ons een week lang de lekkerste veganistische Kroatische gerechten, inclusief de allerlekkerste toetjes. Vanaf dag twee noemen we haar ‘mama’. Na zes dagen zijn we allemaal zo’n drie kilo zwaarder.
Op de tweede avond in Mrkopalj zitten we ’s avonds in het bos met jager Josip, een man die we in de lokale bar ontmoet hebben. Mijn moeder heeft me altijd geleerd om nooit het bos in te gaan met een vreemde, en al helemaal niet als hij een geweer bij zich heeft, maar ik ben blij dat we bij hem in de auto zijn gestapt.
In het bos wachten we op een moederbeer met haar welpjes. We wachten in stilte. Althans, dat proberen we. Er klinkt het gekraak van een tak. Er klinkt een zware stap. Er klinkt geritsel van bladeren. De spanning stijgt. We fluisteren enthousiast naar elkaar als we denken iets te horen of als we denken iets te zien. Als het donker wordt verschijnt een moederbeer gevolgd door haar drie welpjes. Vredig kijken en luisteren we hoe de welpjes uren lang mais tussen hun kaken fijnmalen.
We zijn maar zes dagen in Mrkopalj, om vooronderzoek te doen en eerste stappen te zetten in de samenwerking met Tajči. Zes dagen zijn langer dan ik op voorhand dacht. Er valt veel te doen in zes dagen. Zelfs op een plek waar ogenschijnlijk niks te beleven valt. Hoewel we aan het begin van de week nog geen idee hadden wat we gingen doen, zat onze week snel vol met afspraken en ontmoetingen. We werden met open armen ontvangen door het dorp. Iedereen wilde ons mee op pad nemen, ons vol trots Mrkopalj laten zien. Zo ontmoette we het lokale koor, dat speciaal voor ons een paar nummers in de kerk heeft gezongen – wat overigens prachtig was. We werden door de basisschool verwelkomd. De kinderen zongen een lied en droegen een gedicht voor: een ode aan Mrkopalj. Een vrouw nam ons mee naar haar stukje land in de wildernis, waar we met haar paddenstoelen gingen plukken, bessenwijn dronken en luisterden naar échte stilte. Naar stilte zonder het geluid van auto’s in de verte. We gingen naar een tamburaci repetitie, een orkest van gitaren. We werden verwelkomd met een twee liter petfles rode wijn, halve liters bier en sterke drank. We werden trouwens overal verwelkomd met eten en drinken. En hoewel we op voorhand werden gewaarschuwd voor de stugge en gesloten houding van de dorpelingen, heb ik me nog niet eerder zo welkom gevoeld.
Het dorp kent ook een andere kant. De dorpelingen zeggen dat het bos terug naar het dorp keert. Ik beeld mij in hoe dat een poëtische schimmigheid met zich mee brengt.
Het bos schijnt op de route te liggen van vluchtelingen. Er wordt veel over hen gepraat. Er gaan veel verhalen over hen rond, verschillende verhalen dat wel. De één spreekt in zijn verhaal over bewapende jongens van in de twintig in haast militaire kleding, de ander spreekt over moeders met baby’s. We zijn zelf niemand tegen gekomen. Wel hebben we spullen gevonden, zoals een aan elkaar genaaide plastic zak dat als poncho moest dienen. Het was pijnlijk confronterend. Vooral in contrast met hoe warm wij werden onthaald, en hoe zij hier vermoedelijk door de politie zijn opgepikt.
In zes dagen hebben we een flinke indruk van Mrkopalj opgedaan. We weten inmiddels veel over de mensen die hier wonen en wat zich in Mrkopalj en in zijn omgeving afspeelt. We hebben genoeg ideeën om verder uit te werken. We hebben een begin gemaakt. De eerste zaadjes zijn gepland.
Er zijn veel jonge mensen die Mrkopalj achter zich laten. Ze vertrekken naar de stad om te studeren of te werken. Sommigen komen weer terug. Ooit. Ook wij moesten Mrkopalj weer verlaten. Niet voorgoed. Over een paar maanden komen we weer terug en worden de volgende stappen in het maakproces gezet.
No Comments