31 jan Alleen
Ik klauter over rotsen terwijl de wind in mijn oren suist. Het is een drukkend gevoel, alsof iemand kommetjes maakt rond mijn oren. Alsof het geluid in de kommetjes blijft suizen en mijn oren afgesloten zijn van de wereld. Het is een vreemd soort stilte met heel veel lawaai. Met natuurlijk lawaai. Lawaai van wind, ver weg van het mechanische en artificiële. Ik kijk achter mij en zie niks meer behalve berg. Geen tenten, geen rook van het vuur. Ik klim iets verder naar beneden, om daar een mooi plekje te vinden om te toiletteren. Ik trek alle drie de lagen van mijn broek naar beneden en sta plots met mijn billen bloot in de vrieskou met uitzicht over torenhoge bergen van de Himalaya. Even waan ik mij alleen in de wildernis. Als een Robinson Crusoe of een Christopher McCandless.
Ik zit in de trein naar Heerlen en lees over kluizenaars in de natuur terwijl ik aan mijn eigen avonturen denk. Wat is dat toch met de natuur en de stilte? Vanwaar die enorme behoefte van de mens om samen te smelten met de natuur en zich los te wringen van de maatschappij met haar constant tikken van de klok? En waarom hebben we daar de natuur voor nodig? Toen ik vorige maand hoog in het Himalayagebergte dwaalde, bestond voor mij de rest van de wereld niet. Ik had geen tijd, geen telefoon, geen internet, geen connectie met het leven buiten dat moment. En het was heerlijk. Het interesseerde me ook helemaal niet wat er gaande was. Het leek zelfs volledig onbelangrijk, alsof het leven daar niet over gaat. Terwijl ik, nu ik terug ben in Nederland, elk uur op mijn telefoon kijk en meerdere kanalen open om allerlei nutteloze informatie op te zuigen. En toch zou ik mij daar niet voor af kunnen sluiten. Ik vind dat ik als mens onderdeel ben van wat er gaande is in de wereld, en mij daar van afsluiten zou best egoïstisch zijn.
Waarom kiezen mensen ervoor om solitair te leven? En wat vinden ze daar? En hoe zit het met de kloosterlingen? Waarom hebben zij ervoor gekozen om hun leven volledig te wijden aan God? En aan de stilte? Wat vinden ze daar, of juist in zichzelf?
Na een paar uur lezen, dagdromen en nadenken sta ik weer voor het klooster. Lieke roept dat we voor we het stiltelab betreden eerst de bibliotheek gaan bewonderen. Voorzichtig opent zij de deur, zoals iedereen in het klooster voorzichtig deuren opent, en steekt haar hoofd naar binnen om te kijken of we naar binnen kunnen. Dat kan. Ik stap door de deuropening en mijn ogen beginnen wild rond te kijken terwijl ze elke seconde meer beginnen te glunderen. Ik zie wenteltrappen aan alle kanten van de ruimte om je langs de verdiepingen vol boeken te voeren. Ik ben omringd door boeken en een stilte overvalt mij. Hier zou ik best wat dagen kunnen doorbrengen. Boeken zwijgen, maar zijn niet stil.
Saskia de Haas
Geen reactie's