22 mrt Jacht op stil
Ik zit op een grote stoel met voor mij een televisiescherm dat een blik op de weg geeft. Auto’s scheuren voorbij en worden door de politie achtervolgd. Om mij heen is het stil. Geen woonkamer is zo druk als hier en toch is het stil. De wolf rechts van mij heeft zijn lippen gekruld en laat zijn tanden zien. Hij doet niks, zeg ik stilletjes tegen mijzelf. Hij blijft grommen tot in de eeuwigheid.
Ik zit op een grote stoel tussen dwergganzen, tussen Canadeze ganzen en Indische ganzen, tussen rotganzen en grauwe ganzen, tussen gewoon ganzen. Tussen beren, bruine beren, grote bruine beren. Tussen herten en reeën, hindes en bokken. Tussen vosjes, trossen vosjes en slapende vosjes. Tussen een poema, een wolf, tussen eendjes, veel eendjes, tussen fazanten, konijnen, tussen hazen, uilen, en schapen.
Ze slapen.
Lieke en ik zijn op bezoek bij jagersstel Connie en Debby. Jager zijn is een manier van leven en hun manier van leven is van de woonkamer tot hun kleding duidelijk. Zij zijn jagers. Connie, een hartelijke open man, komt in camouflagekleding de woonkamer in, of we een boterhammetje willen. We hebben al gegeten. Met koffie en koekjes vertelt hij over zijn leven als jager. Hoe hij als kind al gefascineerd was door speelgoeddiertjes en hoe hij die verzamelde. Hoe hij rond kerst als zevenjarige helemaal wild werd en uren voor een kerststal kon staren. De herders, Jozef, Maria en de baby in de krib interesseerden hem niet. Het ging hem om de ezeltjes en de schaapjes. Zo gebeurde het ook regelmatig dat hij een schaapje meenam voor zijn eigen verzameling, en als zijn ooms en tantes bij zijn kerststal kwamen kijken, zagen ze al hun beestjes die ze kwijt waren terug.
Halverwege het gesprek schuift ook zijn vrouw Debby aan. Zij vertelt net zo gepassioneerd als Connie over hun fascinatie voor jagen. Soms zitten ze uren in een hoogzitter te luisteren naar de stilte uit het bos. Ze luisteren naar het gefladder en getjirp van vogels en kunnen gelijk horen wat voor vogel het is en hoe oud de vogel is. Soms horen ze geritsel tussen de bladeren. Soms voetstappen van een dier. Zonder te kijken, puur op basis van de voetstappen weten ze of het een zwijn is, of zijn jongen, of het een ree is, of een vos. En ze doen niks. Ze observeren. Zonder geweer.
En hoewel maar drie procent van het jachtwerk er ook daadwerkelijk wordt geschoten; er wordt geschoten. Om de natuur te beheren, de natuur in toom te houden. De stilte moet worden verstoord. En het geschoten dier blijft voorgoed in hun woonkamer in stilte doorleven.
No Comments